De 17e eeuwse filosoof Blaise Pascal wist het al: “Mensen raken doorgaans veel beter gemotiveerd door de beweegredenen die zij zelf hebben ontdekt en uitgesproken, dan door de redenen die anderen opsommen.”
We vormen onze mening en waar we voor staan terwijl we aan het praten zijn. We luisteren beter naar onszelf dan naar de adviezen van anderen. Dat precies is essentie van de training ‘Sturen op Zelfsturing’ die ik onlangs volgde bij het Gilde Vakmanschap.
Sturen op motivatie, mensen in hun eigen kracht zetten, bevorderen van zelfregie; de nieuwe termen vliegen om de oren van hulpverleners en cliënten. Maar wat is er nou zo vernieuwend aan deze manieren van werken?
Reparatiereflex
Vaak springt een hulpverlener te snel naar de oplossing van het veronderstelde probleem. De hulpverlener ziet de noodzaak en urgentie van een verandering en wil helpen om de problemen zo snel mogelijk aan te pakken. De wil en het waarom om te veranderen wordt aangenomen of voor de ander ingevuld. Wat volgt is de ‘reparatiereflex’: (ongevraagd) informeren, adviseren, overtuigen, confronteren of overnemen.
Deze methode blijkt nauwelijks effectief. De adviezen en goede bedoelingen van een hulpverlener worden niet opgepikt. Frustrerend voor zowel hulpverlener als hulpvrager omdat de ondersteuning niet aansluit. Met als gevolg dat de hulpvrager afhaakt, vaak met het stempel ‘ongemotiveerd’. En dat is jammer. Want elke hulpvrager is gemotiveerd, hoewel het niet altijd eenvoudig is om zijn of haar diepere motivatie boven tafel te krijgen.
Gedragsverandering: eerst waarom, dan pas hoe
Hoe kan het anders? Hoe kun je als hulpverlener anders leren kijken en vragen, en de cliënt werkelijk ondersteunen? In de training was het gedragsveranderingsmodel van Prochaska en DiClemente (1982) het uitgangspunt.
Hoe een situatie of gedrag kan veranderen komt pas aan bod nadat duidelijk is waarom een situatie of bepaald gedrag moet veranderen. Voordat er naar oplossingen gekeken kan worden, moeten de beweegredenen en motivatie duidelijk zijn.
Een hulpverlener gebruikt gesprekstechnieken om een hulpvrager in deze zoektocht te ondersteunen, door op zoek te gaan naar de diepere motivatie. De hulpverlener kijkt ‘door de ogen van de ander’, stelt open vragen en reflecteert de antwoorden van de hulpvrager. Het ‘waarom’ van de vraag staat centraal in fase 1 en 2 en vormt de basis van fases 3 t/m 6.
Stap voor stap
Het werkt om stil te staan bij de eigen reparatiereflex en door te vragen om de diepere motivatie boven tafel te krijgen. Als een hulpvrager oplossingen buiten zichzelf legt, kan de hulpverlener hierop inspelen door ambivalentie of ‘twijfel’ te creëren. Hoe ziet je toekomst eruit als er niets verandert aan de situatie? De zin en noodzaak om wel of niet te veranderen wordt onder de aandacht gebracht. De diepere motivatie om te veranderen komt boven tafel. In fase 2, de overpeinzing, ontstaat twijfel bij de hulpvrager over de zin en noodzaak om te veranderen. Een hulpverlener verkent met de hulpvrager de voor- en nadelen van de huidige situatie en de voor- en nadelen van het veranderen van de huidige situatie.
Pas als dit duidelijk (er) is, komt fase 3 in beeld, de voorbereiding, het nadenken over de stappen die gezet moeten worden om gedrag te veranderen. Gevolgd door het daadwerkelijk aan de slag gaan met het nieuwe gedrag (fase 4) en het onderhoud: Volhouden en tegenslagen verwerken (fase 5), gevolgd door de afsluiting (fase 6) .
Nieuwe manier
Vernieuwend? Ja. Voor mij een nieuwe manier van kijken en werken.
En voor u?
Jansje van Middendorp is wetenschappelijk medewerker bij het Landelijk Stimuleringsnetwerk Thuisadministratie. Ze onderzoek de effectiviteit van ondersteuning bij de financiële administratie met de inzet van vrijwilligers. Neem contact op via LinkedIn: https://nl.linkedin.com/in/jansje-van-middendorp-232b93b